Sicilië, in de jaren tachtig. De Corleone-maffia van Totò Riina neemt het over van de oude garde, via een uitroeiingscampagne die op nog geen twee jaar tijd aan zo’n duizend mensen – maffiosi, maar ook politieagenten en onschuldige toeschouwers – het leven kost.

Onder de slachtoffers van die moordpartij zijn twee zonen, een broer, een neef, een schoonbroer en een schoonzoon van Tommaso Buscetta, een maffioso met hoge connecties. Omdat Totò Riina zijn halve familie heeft laten uitmoorden, verbreekt Buscetta de voor maffiosi heilige eed van geheimhouding. Zijn afkeer van het toenemende bloedvergieten en het gebrek aan respect voor elke eervolle gedragscode (o.a. kinderen niet doden) duwen hem naar zijn laatste breekpunt: Buscetta vertelt aan onderzoeksrechter Giovanni Falcone over de piramidale commandostructuur van de maffia. Hij legt de magistraat uit hoe maffiosi denken en hoe ze met elkaar in codetaal communiceren. Kortom, Buscetta overhandigt Falcone de sleutel om de maffia te begrijpen, en ook te bestrijden. 

Italiaans grootmeester Marco Bellocchio tracht de motieven van Buscetta te doorgronden. Wilde hij zijn familie beschermen? Zinde hij op wraak? Heeft hij spijt van zijn maffia-verleden? Of is hij gewoon een mediageile gangster?